De Nederlandse regering staat voor een opmerkelijke wetswijziging die de permanente bewoning van vakantieparken voor huidige bewoners wil waarborgen. Het voorstel om bewoners die vóór 16 mei 2024 op een vakantiepark leefden, nog tien jaar te laten blijven, roept uiteenlopende reacties op.
In een ambitieuze zet stelt woonminister Mona Keijzer voor om gemeenten de zeggenschap te ontnemen over de toelaatbaarheid van permanente bewoning op vakantieparken. Met naar schatting bijna 60.000 geregistreerde bewoners in vakantiehuisjes, velen geconfronteerd met acuut woningtekort, wil de minister hen een gevoel van zekerheid bieden. Keijzer benadrukt echter dat dit alleen geldt voor bestaande bewoners vóór de genoemde datum.
De regeling beoogt om de huidige bewoners 'rechtszekerheid' te verschaffen en tegelijkertijd te voorkomen dat de vraag naar recreatiewoningen ongecontroleerd toeneemt. Personen die zich na 16 mei 2024 op een vakantiepark vestigen, zullen niet onder deze bescherming vallen, wat de regeling beperkt en duurzaamheid nastreeft.
Indien het voorstel in 2026 in werking treedt, zal de tienjarige beschermingsperiode ingaan. Er zal in 2034 een evaluatie plaatsvinden om te bepalen of de maatregel nog noodzakelijk is. Indien niet, krijgen gemeenten vanaf 2036 opnieuw de beleidsmacht. Niet onder de regeling vallen verblijven in hotels, pensions en motels.
De voorgestelde wetswijziging roept gemengde gevoelens op in verschillende gemeenschappen, waar sommigen de stabiliteit waarderen terwijl anderen vrezen voor negatieve gevolgen op lange termijn. De discussie over de rechten en plichten van vakantieparkbewoners zal ongetwijfeld voortduren, waarbij de overheid een delicate balans moet vinden tussen burgerlijk belang en ruimtelijke ordening.